Ademtherapie

Deel 1


Door: Iriah van Wijk
Artikel in 3 delen, verschenen in december 2000 op de PMT Info Site en in het tijdschrift voor psychomotorische therapie.



Sinds 1981 geef ik ademtherapie aan groepen en individuele cliënten zowel binnen een eigen praktijk als binnen diverse instellingen. In dit eerste deel worden de achterliggende principes en de benaderingswijze van ademtherapie uitgelegd. In deel 2 wordt dieper op de oefeningen ingegaan. Deel 3 verschijnt in maart en gaat dieper in op ademtherapie bij het hyperventilatiesyndroom.


Wat is ademtherapie

Ademtherapie is het door middel van ervaringen, oefeningen en handgrepen herstellen van de natuurlijke ademhaling, waarbij het aangrijpingspunt het loslaten van nadelige gewoonten is. Er bestaat binnen de optiek van de ademtherapie geen 'goede' ademhaling, aangezien ieder mens uniek is en iedere ademhaling ook. Binnen ademtherapie wordt dan ook geen 'goede' ademhaling aangeleerd, maar wordt gekeken hoe de bij iemand passende natuurlijke ademhaling hersteld kan worden. Uitgangspunt hierbij is het loslaten van nadelige gewoonten, in plaats van het aanleren van nieuwe technieken, zoals gebruikelijk is in de fysiotherapie en de PMT.

 Als voorbeeld kan het hyperventilatiesyndroom genomen worden. Het hyperventilatiesyndroom wordt gekenmerkt door een scala aan vage klachten, zonder dat er sprake hoeft te zijn van 'echte hyperventilatieaanvallen'. De klachten ontstaan doordat iemand gedurende de hele dag (wat) teveel in- en uitademt. Binnen ademtherapie leert de cliënt weer vertrouwd te worden met, en te vertrouwen op, een lage rustige ademhaling, waardoor de cliënt zijn hoge snelle ademhaling kan loslaten. Dit in tegenstelling tot het gebruikelijke tellen van de ademhaling (b.v. 4 tellen inademen en 4 tellen uitademen), waarbij een nieuwe wijze van ademen wordt geintroduceerd. Zeker bij mensen met hyperventilatieklachten is deze laatste methode niet aan te raden, aangezien het vaak de neiging tot, soms krampachtige, controle van de ademhaling versterkt en de spanning groter maakt. Over het gebruik van ademtherapie bij een hyperventilatiesyndroom wordt in een later gedeelte meer uitgelegd.

Ademtherapie kan zowel individueel als in groepsverband gegeven worden. In het geval van al langere tijd bestaande nadelige gewoontepatronen van de ademhaling is een individuele aanpak het meest effectief, aangezien dan het makkelijkst die oefeningen kunnen worden gekozen die optimaal aansluiten bij de cliënt en zijn problemen.

De behandelduur bedraagt doorgaans 6 tot 12 weken. Een ademtherapiesessie duurt minimaal 45 minuten (individueel) of anderhalf uur (groep). Tijdens een sessie wordt veel aandacht besteed aan ademhalings- en lichaamsbewustwording en komen uiteenlopende ademhalings- en ontspanningsoefeningen aan bod. Tijdens elke sessie komen in ieder geval ook individuele ademhalingsoefeningen aan bod die de cliënt makkelijk thuis kan oefenen.

Ademtherapie wordt binnen de psychomotorische therapie onder anderen gegeven aan mensen met een hyperventilatie syndroom, een angststoornis, spanningsklachten of vermoeidheidsklachten. Ademtechniek, als onderdeel van ademtherapie, wordt verder onder anderen gegeven aan zangers en blazers (conservatoriumstudenten) en aan mensen met hartaandoeningen (medische indicatie). Contra-indicaties zijn dezelfde als die gelden voor elke vorm van therapie die werkt met lichaamsbewustwording en ontspanning.


De natuurlijke ademhaling

Allereerst terug naar de basis, de natuurlijke ademhaling. Om deze te kunnen begrijpen, evenals de diverse oefeningen die verderop uitgelegd worden, dient eerst de mechanische werking van de ademhaling begrepen te worden.

De werking van de ademhaling

Het middenrif is de belangrijkste ademhalingsspier. Het scheidt buik- en borstholte van elkaar en heeft de vorm van een omgekeerd soepbord. Als het middenrif aanspant, vlakt hij af en komt het middengedeelte ervan omlaag. Er gebeuren dan verschillende dingen tegelijk:
 Een oefening kan duidelijk maken dat er met de buik bewogen kan worden alsof er geademd wordt, zonder dat er sprake is van een werkelijke ademhaling. Men houdt de adem na de inademing vast en blijf dit doen terwijl men de buik in- en uitzet. Dat is wat sommige cliënten in minder overdreven mate, en daardoor voor ons minder zichtbaar, doen als ze gevraagd worden met de buik te ademen. Ze duwen op een inademing met de buikspieren de buik naar voren, zonder dat er sprake is van een werkelijke buikademhaling. En we geven ze daar nog ondersteunende complimenten voor ook.

De natuurlijke vergroting van de romp heeft wat betreft bewegingsuitslag een ei-vorm: het bovenste gedeelte van de ribbenkast zet nauwelijks uit, de flanken bewegen al wat meer en de meeste verruiming vindt plaats op de plek waar de romp het meest mee kan geven: de buik.

Als het middenrif weer ontspant, komt het middengedeelte ervan weer omhoog. Hierdoor wordt de lucht naar buiten geduwd: de uitademing. Dit kan alleen makkelijk indien de buik meehelpt om de buikorganen weer naar binnen en omhoog te duwen: de buikspieren spannen aan.

Buikspieren en middenrif werken dus samen: als het middenrif aanspant (de inademing), ontspannen de buikspieren en als het middenrif ontspant (de uitademing) spannen de buikspieren aan. Van dit principe maken bepaalde oefeningen binnen de ademtherapie gebruik om veranderingen in de ademhaling aan te brengen. Hier zal in deel 2 dieper op ingegaan worden.

Kenmerken van een natuurlijke ademhaling

Uit het bovenstaande blijkt dat bij een natuurlijke ademhaling de hele romp soepel meewerkt en dat er een samenspel is tussen middenrif en buikspieren. Een natuurlijke ademhaling is 3x laag:
1. laag wat betreft de inspanning die men er voor doet,
2. laag wat betreft de plaats waar de meeste beweging te voelen is (de buik) en
3. laag wat betreft het tempo.
Dit alles in relatie tot de activiteit en de omstandigheden. (B.v.: iemand die hardloopt ademt sneller dan in hij in rust zou doen, toch kan deze persoon nog steeds een natuurlijke ademhaling hebben.)

Ad 1. Het middenrif is de meest efficiënte ademhalingsspier die er op gebouwd is continue met in verhouding weinig energieverbruik te werken. Bij onvoldoende gebruik van het middenrif worden andere spieren er bij ingeschakeld, zoals de tussenribspieren (b.v. bij hoog ademen). Dit is ten opzichte van het middenrif inspannender en vermoeiender.
Ad 2. De plaats waar de meeste beweging te voelen is, is in de buik. Dat wil niet zeggen dat dat de enige plek is waar de ademhaling gevoeld moet of kan worden. In tegendeel, zoals duidelijk is geworden uit de uitleg van de werking van de ademhaling, is er sprake van een totale beweging van de romp, met als aanzet en uitgangspunt de buik, waar ook de meeste beweging te voelen is. Een beperking tot de buik geeft een verstarring van de romp.
Ad 3. Indien het middenrif goed benut wordt, is er sprake van een goede vulling van de longen, waardoor het tempo van de ademhaling laag kan zijn. Een minder goed gebruik van het middenrif, b.v. bij hoog ademen, leidt niet alleen vanwege een slechtere vulling van de longen tot een hoger tempo, het kost ook meer energie, waardoor de vraag naar zuurstof groter wordt en het tempo hoger zal zijn.

In deel 2 van dit artikel zal de werkwijze binnen ademtherapie en de oefeningen nader toegelicht worden. Binnenkort start een nieuwe cursus "Ademtherape binnen een psychomotorische setting".


* * *


Iriah van Wijk heeft diverse opleidingen gevolgd, waaronder de opleiding bewegingswetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen, leergangen ademtherapie bij Dr J. van Dixhoorn en de PMT-VO te Amsterdam. Haar methode komt voort uit 19 jaar ervaring (in het jaar 2000) met ademtherapie, zowel binnen een eigen praktijk als binnen diverse instellingen, aangevuld met ervaringen opgedaan binnen diverse opleidingen.



Naar Ademtherapie deel 2

Naar Ademtherapie deel 3, hyperventilatiesyndroom